donderdag 26 november 2015

Lieve papa,

Vandaag was je 75 jaar geworden, als je er nog was geweest.

Ik weet zeker dat je je droom in vervulling had laten gaan om dat samen met al je vrienden en de hele familie te vieren ergens in een groot huis met oneindig veel kamers, waar iedereen kon blijven logeren. Samen zijn en samen vieren, zo lang het duren mocht. Tijd was onbelangrijk.

Oma liep er rond, haar dementie was dood, zijzelf huppelend levend. De hersentumor van tante Nel hadden we heel diep begraven, met pruik en al en het klikken van haar hoge hakken klonk weer als muziek in jouw oren. Het hart van ome Ko was opgehouden met aanvallen en klopte rustig op dezelfde plek. En ome Cor liep overal als altijd dwars tussendoor, maar stond op niemands tenen. Alle broers en zussen, neven en nichten liepen door dezelfde deur, die mama wijd voor hen openhield.

De sfeer van vroeger, terwijl het later is.

Maar, lieve papa,
het blijft bij een droom,
want de werkelijkheid is,
dat ik je nog steeds enorm mis!

zondag 19 juli 2015

De kinderen van oma

Mijn oma was al vroeg weduwe. Opa Oldenburg overleed op 42-jarige leeftijd, nog midden in de oorlog, aan vocht om zijn hart. Zo’n aandoening waar je tegenwoordig vaak gewoon zogenaamde plaspillen voor krijgt die het vocht na een paar dagen uit je lichaam afvoeren. Oma bleef achter met vier kinderen, die ze na zijn overlijden alleen opvoedde met een klein salaris dat ze ontving voor haar werk bij de koekjesfabriek. Aan hertrouwen dacht ze nooit.

De naam van hun oudste zoon kostte oma en opa de meeste hoofdbrekens. Voor de kinderen daarna werd wat gehusseld en voor ze het wisten ontstond er weer een nieuwe combinatie. Het vele kruiswoord-puzzelen van oma kwam vast en zeker goed van pas bij het bepalen van hun roepnamen. Simpelweg wat letters wegstrepen en er bleef een naam over waar ze hun leven lang mee door konden.

Zo werd haar oudste zoon geboren in 1926 en kreeg de namen Jacobus Cornelis, roepnaam Co.

De een na oudste zoon, geboren in 1929, werd vervolgens Cornelis Jacobus genoemd, roepnaam Cor.

Voor hun dochter, geboren in 1936 was de verrassende naam Cornelia Jacoba weggelegd, roepnaam Nel.

Waarna de namenwissel uitgeput was en mijn vader, geboren in 1940 en daarmee de jongste van het stel, gezegend werd met de naam Reinier (vernoemd naar zijn vader, dat dan weer wel), roepnaam Rein.

Oma’s eigen naam was er eentje die mijn vader altijd graag voorzong als ware het een katholiek kerklied, de oud liturgische vorm, met bijbehorende lange uithalen; Wilhelmina Maria Johanna Sijferdina Oldenburg Smi-i-it. Haar roepnaam was Dien.

Oma had geen rijbewijs en geen fiets. Die had ze ook niet nodig want alles was binnen handbereik in haar vertrouwde hoekje van Amsterdam. De kinderen zwaaide ze uit vanachter het raam als ze naar school liepen. De school was direct aan de overkant van de straat. Zo dichtbij dat ze zelfs kon zien wat er in het klaslokaal gebeurde.

Voor haar boodschappen hoefde ze slechts de hoek om te wandelen, naar de kleine Spar waar ze de voor haar belangrijkste levensmiddelen kon kopen; brood, roomboter, melk, koffie en suiker en niet te vergeten haar Belinda sigaretten.

Als het heel mooi weer was liep ze misschien een klein ommetje in het park aan het einde van de straat. Ze keek dan vast wel eens met een schuin oog naar bejaardentehuis Open Hof dat net om het hoekje gevestigd was. En waarvan ze toen al zeker wist dat er ooit een dag zou komen dat dat haar (te)huis werd. Maar zeker weten doe ik dat niet want oma bleef liever veilig thuis en keek niet graag om het hoekje. 
De kinderen speelden wel in het park, net als wij, de kleinkinderen als we zondags op bezoek bij oma waren en het merendeel van onze ouders samen met haar koffie dronken en sigaretjes rookten. Want roken, daar konden ze wat van in de familie!



zaterdag 18 juli 2015

De pratende vissen van oma

De ronde eettafel die in de bijkamer stond, was mijn oma's favoriete plek in haar huis. Daar waar vroeger mijn vader en zijn twee oudere broers sliepen. De muur was er inmiddels uitgebroken en had de kamer veranderd in een omgekeerde L-kamer. Op de eettafel lag een perzisch tafelkleed met binnen oma’s handbereik een kruiswoordpuzzelboekje met potlood en gum, haar pakje Belinda sigaretten, met daarop een aansteker en daarnaast een asbak. Zo eentje waar je op een zwart knopje kon drukken waardoor de opgerookte sigaret snel onder het ijzeren deksel gedraaid werd. Oma drukte er vaak op. 

In het midden van de tafel stond een vissenkom met twee goudvissen erin. En dat waren niet zomaar goudvissen. Om te beginnen hadden ze uiteraard allebei een naam, die ik helaas vergeten ben. Het moge duidelijk zijn dat oma precies wist wie wie was. Maar het aller aller bijzonderste aan deze vissen was wel dat het pratende goudvissen waren. Iedere keer als ze honger hadden, kwamen ze namelijk naar het raam gezwommen en keken oma diep in haar ogen aan, terwijl hun mondjes onder water uitriepen: “eten, eten, eten”. Oma liet het graag en vol overtuiging zien aan degene die dit niet wilde geloven. Dan noemde ze hen bij de naam en vroeg met een klein liefdevol stemmetje “wat willen jullie dan, zeg het eens tegen me…” En het wonder geschiedde; de tweelingvissen verschenen naast elkaar voor het raam, pratend tegen oma die als enige uit kon brengen wat de vissen tegen haar zeiden: “eten hè, jullie willen eten!” Het waren onze monden die naar lucht hapten. Haar tegenspreken over of welk tegendeel dan ook willen bewijzen op de pratende vissen had geen enkele zin. Degene die dat wel deed, werd getrakteerd op een doordringend zwijgen van haar kant. Oma maakte veel grappen, maar met haar goudvissen viel niet te spotten.

Vanaf de eettafel had oma zicht op alles. Op de zwart/wit TV die op een kastje naast de bank stond en waar ze zo nu en dan het journaal op keek. En op de grote houten radio met witte drukknoppen voor de verschillende frequenties en een grote witte draaiknop voor het volume. Volgens mij was mijn vader de enige die hem bedienen kon, want de radio ging slechts aan als wij op bezoek waren. Via een hoog raam had ze ook zicht op de straat. Zodra er iemand de Fahrenheitstraat inreed, veerde oma op vanuit haar stoel en was -naast haar spierwitte watergolfkrullen en de kringeltjes sigarettenrook boven haar hoofd- ook een glimp van haar guitig lachende gezicht en een hevig zwaaiende arm zichtbaar boven de vensterbank van het hoge raam dat aan de eettafel grensde. 

Oma hield erg van bezoek. Vooral van haar kinderen en kleinkinderen. Daar keek ze haar leven lang naar uit vanaf die ronde eettafel met de vissenkom erop.

vrijdag 17 juli 2015

Het zwarte huis van oma

Het huis van mijn oma stond in een klein hoekje van Amsterdam Oost. In de Fahrenheitstraat op nummer 124. Ze woonde er op de eerste en hoogste verdieping van een rijtje zwart geverfde blokhuisjes.

Als we zondags bij haar aanbelden moest oma met haar kleine en tengere verschijning, al haar kracht gebruiken om aan het touw te trekken, waardoor de deur met een harde klik openging en mijn vader, moeder, broer en ik -achter elkaar- de smalle steile trap naar haar voordeur konden bestijgen. Oma woonde rechts. Buurman en buurvrouw Witte die er net als oma ook hun hele leven al woonden en daardoor als familie voor haar voelden, aan de linkerkant.

Achter de voordeur was een smal halletje waar je links van de voordeur je jas op de kapstok kon hangen, zonder dat iemand anders je passeren kon en je rechts de deur van het toilet kon openen, waardoor de doorgang naar het aansluitende keukentje versperd werd. Meteen om de hoek van de keuken stond het gasstel dat met lucifers aangestoken werd, met op één van de pitten altijd het pannetje waarin oma de melk voor in haar koffie verwarmde. Melk met vel, dat ze eraf haalde zodra ze weer verse koffie gezet had en waarvan zo nu en dan ook wel eens een stukje vel in de koffie viel, maar dat was niet erg, “want het was óók gewoon melk”, zei oma altijd als ze zag dat ik er vies naar keek.

Naast het gasstel was een klein stukje granieten aanrechtblad zichtbaar waar ze haar broodjes op smeerde met daarnaast een vierkante granieten gootsteen, waar ze keteltjes gekookt water in leeggoot als ze zich ’s ochtends of ’s avonds moest wassen. Het wit plastic slangetje dat aan de kraan vastzat, spoot alleen een klein straaltje koud water. Een douche was er niet en ook nooit geweest, zelfs niet toen ze er nog woonde met haar man, dochter en drie zoons, waaronder mijn vader. Op de spaarzame keren dat één van de kleinkinderen bij oma mocht logeren diende het als bad. In kleermakerszit paste je er, mits je klein was, net in.

In de keuken leidde een deur je naar het kleine balkon. Een betonnen muurtje met vierkante gaten erin, als afrastering. Als klein meisje kon ik door die gaten naar buiten gluren en zodra ik groot genoeg was om over de rand heen te kijken mocht ik altijd naar beneden spugen in de tuin van de benedenbuurvrouw. “Raar mens” noemde oma haar altijd, omdat ze de kousen en onderbroeken die naar beneden vielen als oma de was ophing, nooit terug wilde geven (volgens oma verdiende ze daar haar geld mee en verkocht ze ze op een markt). Oma deed het altijd eerst een paar keer voor en moedigde me net zo lang aan totdat ik het durfde. Daarna liep ze schaterlachend en voldaan met mij aan haar hand terug naar binnen. 

Oma Olle, zoals mijn broertje haar noemde toen hij zo’n twee jaar oud was en zoals we haar vanaf dat moment voor de rest van haar leven bleven noemen, had het hart op haar tong en de lach aan haar bips hangen.

donderdag 16 juli 2015

Tijd

Het begin wacht ongeduldig op wie en wat er komen gaat. 

Het verleden vertrekt door de achterdeur, terwijl die hard in het slot getrokken wordt.

Het heden verlangt naar de tijd zonder tikkend geluid.

De toekomst vraagt zich af waarom verleden en heden hem niet in kunnen halen.

Het einde zit rustig op een bankje op de veranda in de zon en verwacht niets.

woensdag 15 juli 2015

Zomaar een portretje

Brenda is een dame van middelbare leeftijd. Hoe oud ze is, dat zegt ze liever niet. Haar enige antwoord daarop is: “Ik was jong aan de kinderen”.

Brenda laat graag iets te raden over. Niet alles hoeft duidelijk te zijn in het leven – dat zégt ze – ze dóet anders, want Brenda houdt erg van alles dat ook maar enigszins naar het spirituele ruikt. Ze legt Tarot-kaarten voor zichzelf, maar ook voor anderen. Gevraagd en ongevraagd. Ze heeft daarvoor geen cursus gedaan, nee, ze heeft er gewoon veel over gelezen. Vanuit het “handboek voor Tarot”, Brenda is per slot van rekening autodidact. Ze “trekt horoscopen”, via een o zo handig computerprogramma, dat heel secuur de stand van alle planeten uitrekent en dat wat verder nodig is. Dat programma heeft ze via Marktplaats gekocht, van een astrologe die ermee stopte. En dan vraag je je vast af hoe Brenda die horoscoop interpreteert? Nou, gewoon vanuit haarzelf (en met een klein beetje hulp van de kosmos). Brenda is namelijk ook nog ‘ns helder-voelend. Niet helderziend -vooral niet- ze voelt dingen aan. Zien doet ze het liefst hoe de verschillende “huizen” ingericht zijn. Dat spreekt voor zich... toch? 
Verder gebruikt Brenda ook een pendel. Zelfgemaakt. Van een oude ketting met daaraan een enorme glittersteen die ver, maar dan ook heel ver, naast de echte edelstenen vandaan heeft gelegen. Het is er wel eentje die voor haarzelf veel betekenis heeft. Op een dag liet de steen los uit een van haar favoriete zomersandaaltjes. Knalroze van kleur. En alle kleuren van de regenboog als de zon er op schijnt. Nog een geluk dat ze het zag gebeuren en de steen kon oprapen. Dat zijn van die tekenen volgens Brenda, vandaar dat ze ‘m wel moest gebruiken voor haar pendel. Die pendel gebruikt ze vaak. Te pas en te onpas. Voor vragen over het leven, over de liefde, maar ook over simpele dagelijkse dingen, zoals: “zullen we vanavond worteltjes eten?” Bij ‘nee’ pendelt ze verder en bij ‘ja’ eet ze worteltjes logischerwijs.

Dit alles doet Brenda niet voor de commercie, maar puur uit liefdadigheid. Voor mensen die haar na aan het hart liggen, maar die daar niet allemaal écht op zitten te wachten. Maar ja, weiger Brenda maar ‘ns. Dan moet je echt van goede huize komen!

dinsdag 14 juli 2015

Recept van de dag

Men neme een idee.
Voeg er een portie durf aan toe en meng goed door elkaar. 
Kneed er wat pittige kansen en kruidige oplossingen doorheen. 
Laat een blik voorspoed goed uitlekken, voordat je (in een aparte kom) een halve kilo mogelijkheden los kneedt. 
Snufje loslaten er bovenop doen. 
Mixen met aaneengeregen hulptroepen. 
Pak de twee kommen en vouw over beiden een deel afgeronde taken. 
Zet gedurende een aantal dagen, weken of maanden in de oven om gaar te worden. 
Rol alles, nog warm, uit op een schone en opgeruimde tafel. 
Niet te dun, niet te dik. 
Verorberen met bestaande overtuiging. 
Drink er vloeibaar doorzettingsvermogen bij. 

Een pittig zoet gerecht, dat ieders smaakpapillen zal verrassen. 

zondag 1 februari 2015

Een volwassen leven lang



Vandaag is het 21 jaar geleden dat mijn vader overleed. Na een kort maar hevig ziekbed, besloot hij niet te gaan strijden met de dood die hij zo lang gevreesd had, maar hem te omarmen.

Zijn vader overleed op 42-jarige leeftijd en, bijgelovig als mijn vader was, was hij er altijd van overtuigd geweest dat hem datzelfde zou overkomen. Dat er op de dag van zijn 42-ste verjaardag niet op de deur geklopt werd door magere Hein, was een grote opluchting.

Niet dat hij al die tijd geduldig had zitten wachten. Nee, als hij kwam, dan stond hem, gastvrij als mijn vader was, een kopstoot te wachten; een koude jonge borrel en een glas Heineken én dronk hij er zelf ook graag een aantal mee. Maar omdat zelfs jonge borrels oud kunnen worden en Hein niet kwam, schonk hij graag uit aan vrienden en familie. Vertellend over Sam en Moos of met luisterend oor voor wie dan ook met vertier of problemen. Mijn vader was een alles-lijmer. Dat iets soms te vast zat en daardoor ook kon breken, deed hem zelf misschien wel het meeste verdriet. Het leverde hem letterlijke hartenpijn op. 

Drie keer in korte tijd onderging hij een open hart operatie. Hij kreeg mechanische kleppen die zijn bloed lieten vloeien zodat zijn passie door kon stromen. Dat de doktoren hem een leven als kasplantje voorspelden klonk hem meer als doodvonnis in de oren dan die borrel met magere Hein, die na één mop over Sam en Moos vervolgens toch zou zijn vergeten waarvoor hij eigenlijk kwam en luid zingend ons huis zou hebben verlaten: “De paden op, de lanen in, vooruit met flinke pas...”. Mijn vader zou hem vrolijk meezingend, uitzwaaien en met Amsterdams accent toegeroepen hebben; “fijne, lange wandeling Heintje!”

Over leven gesproken, wist mijn vader wat er te halen viel, maar vooral te brengen was. De geraniums gaf hij weg aan zijn liefste tante en de stoel ging naar het oud-vuil, terwijl hij bouwde aan zijn eigen kleine (auto-)imperium, nu net als hijzelf 2e-hands in plaats van nieuw, tot de lucht hem ontnomen werd en er geen vlekken in zijn nek, maar wel op zijn longen verschenen.

En daar stond Hein aan het einde van de tunnel in plaats van het licht dat hij er altijd in gezien had. Hein vroeg of hij dit keer met hem mee wilde komen en beloofde hem een reis naar het einde van de wereld. Mijn vader, toen 53 jaar jong, altijd op zoek naar spanning en avontuur kon, intuïtief als hij was, niemand iets weigeren!
Ze spraken af om klokslag 12 uur.

Ik hield zijn hand vast tot de deur van de eeuwigheid open ging. Kuste hem gedag en zwaaide hem uit. Zoals we altijd deden als we afscheid namen.