zondag 25 april 2010

Ma

Als ik vind wat jij vindt,
vind jij dan wat ik vind?
Als ik zeg wat jij zegt,
zeg jij dan wat ik zeg?

’t Hoort, je weet, ik vind, jij stoort
Stoor ik, vind jij, weet ik, wat hoort
Je hoort, ’t moet, ik wil, jij denkt
Denk ik, wil jij, moet ‘t, hoor ik

Ben ik mezelf?
Jezelf ben jij
Wees jij jezelf
dan ben ik mij

zondag 28 maart 2010

Ster (2)

Een ster
hij twinkelt
schittert zacht

De maan
hij schijnt
staat op wacht

De zon
hij slaapt
want het is nacht

maandag 22 maart 2010

Warm

Warm
weer wil
de winter door
door de nevel sluipen
regen vangen
doof de zon
hij schijnt zo fel
laag in het land
het wordt zomer
snel

zondag 28 februari 2010

Geluk (2)

Een stille storm
waait door m’n lijf

M’n schreeuw verstomt
en kaak wordt stijf

M’n haren fladderen,
’t staat me niet raar

M’n vingers dansen
los van elkaar

De klank klinkt door
in m’n armen en nek

M’n borsten staan trots,
m’n buik voelt heel gek

M’n benen zijn slap,
met knieën die wiebelen

M’n voeten worden gek
van de tenen die kriebelen

Zo draag ik mezelf
in een rustige tijd

Vergeet ik nu niets?
Gevoel zonder spijt

maandag 15 februari 2010

Q.



Lieve Q,

Ik weet nog precies hoe ik 12 jaar geleden naar de Palmgracht reed. Het huis waar jij geboren was. En hoe bijzonder ik het vond om je voor het eerst te zien!
Ik zie je liggen op een wit kleedje in je blote lijfje. Je was net gefotografeerd voor het geboortekaartje.
Ik herinner me hoe de wandelwagen eruit zag waar je in lag en later zat. In welk bedje je lag en waar dat stond, maar ook welke kleur het had.
Ik zie je je eerste stapjes maken. Voorzichtig langs een rode bank.
Je eerste stuk chocoladetaart eten, maar misschien vooral hoe je eruit zag toen je die op had.
En ik weet nog hoe je me nooit een kus wilde geven en hoe ik die toch pikte.
Ik hoor je een liedje zingen; “papegaaitje leef je nog, iejadeja”.
En dat onophoudelijk achter elkaar.
Of “oh dennenboom, oh dennenboom”.
Maar dan óók in de lente.
Ik herinner me dat we samen op een zomers dagje in Zandvoort waren en ik zie je zitten op het strand met een “stoplicht-ijsje”. Met je lange blonde haren, toen net iets korter geknipt. Je kleine handjes waar het gesmolten ijs overheen kroop en je voetjes gekruist over elkaar in het zachte warme zand, met jouw vrolijke lach die in mijn oor schalt.
Ik zie je zitten bij een voorstelling van “Ernst, Bobby en de rest” met bijbehorende té grote zwart/witte alpinopet omgekeerd op je kleine hoofdje. En ik hoor hoe je Ernst toeroept dat de boef àchter hem loopt.
Ik weet nog dat “je beentjes stuk waren” en je niet zelf wilde lopen in het warme Egypte.
En hoe je me nog steeds geen kus wilde geven en ik die toch pikte.
Ik zie je voetballen in het Amstelpark op één van mijn verjaardagsfeestjes en hoe die bal in de sloot terecht kwam. En ik zie je ineens trots voor ons staan met een dood konijn dat al heel lang in die zelfde sloot had gelegen en hoe je riep dat je een grote kikker had gevonden (als ik mijn best doe hoor ik vooral de verschrikte kreten die daarop volgden van de andere feestgangers).
Ik herinner me hoe boos je was dat ik je niet liet winnen in het zwembad op Ibiza.
En ik zie je zitten met de pasgeboren Tygo op je schoot, terwijl je trots fluistert dat je nu nóg een neefje hebt.
Ik hoor je zeggen “kom gewoon eens spontaan langs” als je moeder en ik een afspraak proberen te maken en dat maar niet wil lukken.
En ik zie je staan op een toneel als bodyguard bij de afscheidsmusical van de lagere school.
Maar ik weet vooral hoe leuk ik het vind om van dit alles deel uit te maken!

Vandaag ben je 12 jaar en wacht de grote school op je.
Lieve Q, geniet van alles dat je te wachten staat!
Ik geef je nu lekker gewoon een kus, zonder ‘m te pikken!

Gefeliciteerd met je verjaardag!

zondag 14 februari 2010

Liefde

Drink m'n tranen
voel m'n verdriet
luister, kijk, maar
oordeel niet

luister hoe ik
de woorden kies
voel hoe ik mezelf verlies

liefde stroomt
en kabbelt,
kaatst en golft
staat stil als water
komt ooit... later!

Wazige woorden

Wazige woorden
Storen in m’n hoofd

Glazige zinnen
Breken in m’n mond

Bazige dingen
Huizen in m’n oor

donderdag 11 februari 2010

Geluk

Geluk is stom
Stom geluk
Geluk is dom
Dom geluk
Geluk is zoeken
Zoek geluk
Geluk is vinden
Vind geluk
Geluk is zijn
Zijn geluk

woensdag 10 februari 2010

Twee voetjes

Twee voetjes stampen blij
dansend en springend
onverstaanbaar zingend
ongemerkt omsingelen ze mij

Twee voetjes stampen blij
in ‘t mulle natte zand
korreltjes op ‘n kleine hand
ver en hard rennen zij

Twee voetjes stampen blij
zacht tikt een golf ze aan
zwijgend blijf ik erbij staan
kijkend naar een oneindige rij

Twee voetjes stampen blij
ik zou ze willen pakken
er boeken vol mee plakken
maar dan ineens... weg zijn zij!

dinsdag 9 februari 2010

Week

Maan schijnt maandag
Dinnedinsedenkdag
Woense woonse gewoondag
Donderslag ruziedag
Vrije blije vrijdag
Zaterwaterzatdag
Zonzonnigezondigdag

zondag 7 februari 2010

Tijd

De dagen
in lagen
en tijden
bevrijden
de uren
die gluren
om hoeken
van wijze
seconden
als vele
minuten
gebonden

tik, tak,
tik, tak

vrijdag 5 februari 2010

Ster

In een droom vlieg ik vlug
Op een zachte vogelrug
Pluk de zon en kus de maan
En de regen vangt m’n traan

Ik zou zo graag je armen voelen
M’n hoofd verstoppen tegen jou aan
Ik snap niet goed wat ze bedoelen
Waarom je als ster bent weggegaan

In gedachten sta ik naast je
Hoor je stem, je harde lach
Voel je hand daar op m’n schouder
Zachtjes zwaai ik je gedag

’t zijn jouw stralen die verwarmen
’t is jouw licht dat op mij schijnt
en daar sta ik in jouw armen
een gevoel dat nooit verdwijnt

Als de vogel stopt met zweven
En me terug brengt door m’n raam
Kijk ik heel hoog naar de hemel
En fluister ik hardop jouw naam

Zondagnacht

















Food for thought

ik heb geen honger

wil niet denken

m’n hoofd doet pijn

nee, geen hoofdpijn

hersenzeer

’t is niks ernstigs

komt wel weer

niet beginnen

hersenspinnen

wil niet slapen

wazig zicht

zielenpijn

in donker licht

donderdag 4 februari 2010

De zon

Iedere dag word ik opnieuw geboren
Eerst rood van kleur met weinig geur
Langzaam klim ik in de lucht
Door vogels begeleid op mijn lange vlucht
Zacht tjilpen zij hun ochtendlied

De keukendeur gaat van het slot
Een zwarte kat schrikt zich rot
En rent het ongeluk vooruit
Zwevend verdwijnt het geluid
Een kinderstem ontwaakt

Ik ben de zon
Die je met haar stralen verwarmt
Ik ben de zon
Die je met haar warmte omarmt
Ik ben de zon
Die slaapt tussen de sterren en de maan

In het geel van mijn licht
Speelt een kindergezicht
Langs de zee aan het strand
Bouwt kastelen van zand
Golven verstillen hun geruis

Soms verschijnt een wolk voor mijn zicht
Maakt zwart/wit van het kleurrijke licht
Mistige tranen verdampen erbij
Opgevangen door veranderend tij
En laten mij in stil gevecht

Ik ben de zon
Die je met haar stralen verwarmt
Ik ben de zon
Die je met haar warmte omarmt
Ik ben de zon
Die slaapt tussen de sterren en de maan

Als ik win in de strijd
Wordt het langzaamaan tijd
Om me in goud te verhullen
Zomers licht, vervulde zijn plicht
En stralen verzwakken

De zee ziet zijn kans
Sluipt in donker op het strand
Grijpt het zandkasteel met woeste hand
Terwijl een ster speels danst
En de maan mijn licht absorbeert

Ik ben de zon
Die je met haar stralen verwarmt
Ik ben de zon
Die je met haar warmte omarmt
Ik ben de zon
Die slaapt tussen de sterren en de maan

Blaadjes

Het regent blaadjes
andersom
van laag naar hoog
en weer terug
steeds wilder
blaast de wind ze weg
ze willen niet
maar moeten wel
ze draaien,
fladderen
en tollen
om daarna
uitgeput
op straat te rollen

Dan steekt
de storm
ze er vanaf
hij blaast nog harder
volste kracht
en piepend,
suizend
gaan ze verder
ze vliegen,
botsen,
drogen uit,
met de storm
die van blijdschap
fluit

Wolken met hun
bolle wangen
proberen
de blaadjes
op te vangen
ze klappen,
roepen
en ze zuchten
en huilen zachtjes
achter donkere luchten
tranen bedaren
storm en wind
blaad’ren dwarrelen
neer in een lint

Oud geworden
bruin gekleurd
nat geregend
ingescheurd
iedereen vertrapt ze
straks zullen ze vergaan
blik omhoog
naar de kale takken
om te beloven
dat ze volgend jaar
samen
weer hevig
in bloei
zullen staan

woensdag 3 februari 2010

Mijn huis

Als ik een huis was,
dan stond ik in een weiland
en keek ik over zee
Vlak voor me zag ik paarden
die liepen om me heen
om dingen die ik kwijt wou,
te dragen op hun rug
ze hinnikten en ze draafden,
dus alles ging heel vlug

Buiten bloeiden bloemen
langs het koude steen
als een dekbed van kleuren
heerlijk warm om me heen
iedereen mocht ze plukken
een vaas vol geluk
ze groeiden oneindig
en gingen nooit stuk

Binnen dansten hoge vlammen
in de grote haard
uit de oven in de keuken
ontsnapte een warme appeltaart
kinderen die hem zagen rennen
vingen hem vlug
met hengel en net
huppelden trots naar hun ouders
iedereen had dikke pret

De woorden die de ruimte vulden
vormden saam een prachtig lied
en verblijdde ieders oren
valse tonen waren er niet
alle beelden sprongen dansend
in de lijsten aan de muur
om daar mooi
te blijven hangen
voor de aller eeuwigste duur

Rust

Zal ik een glas rode wijn nemen? Of een lekkere warme kop thee? De rode wijn kabbelt zachtjes heen en weer in de donkergroene fles die nog op tafel staat. Ik zit voor de derde achtereenvolgende avond op dezelfde plek aan tafel en smacht naar woorden.
Er kwamen er wel een paar. Ze verschenen stotterend op papier om vervolgens razendsnel achtervolgd te worden door de backspace toets op mijn toetsenbord. Ze verloren hun tekst.
Het scherm is wit. De cursor knippert. Ik loop naar de keuken en pak een wijnglas uit de kast. Ga weer zitten en schenk het glas halfvol. Het kaarsje dat voor me op tafel staat, bibbert op het glazen tafelblad. Ik sta weer op, pak de aansteker uit de kast en geef hem de gewenste warmte. Ga weer zitten, neem een slok van de wijn en leg mijn handen op het toetsenbord. Ik spreek met mezelf af dat ik gewoon door moet typen. Zonder te corrigeren. Ja, ja, geloof je het zelf? De cursor verplaatst zich langzaam naar rechts en laat wat woorden achter. Ik zie ze vaag omdat mijn nieuwe bril van mijn neus afzakt en mijn ogen erover heen in plaats van erdoor heen kijken. “Heb ik ‘m nou echt wel nodig?”, hoor ik mezelf afvragen terwijl ik mijn blik richt op de schilderijen die we net opgehangen hebben. Ik beweeg mijn hoofd van rechts naar links. Mijn benen maken aanstalten om op te staan. “Hee joh, had ik gezegd dat we gingen stoppen met schrijven? Zitten blijven! Ze hangen recht. Echt waar!”
“Pling”. Ah, een mailtje. Ik kijk in de balk onder in het scherm. Vier? Nu nog? Mijn rechterhand vlucht naar de muis die naast mijn toetsenbord staat. “Hier blijven jij! Je was bezig, weet je nog?!”
Waar gaat dit heen?
Wanneer komt de rust?
Waar is de ruimte in mijn hoofd?
Flits! Was dat....? Zag jij het ook?
Ik zag iets kleins, iets ieligs voorbij schieten.
Een klein....
Nee, dat kan niet.
Dat bestaat niet.
Ik lees mijn tek... Hee, daar zie ik ‘m weer! “Wacht! Wacht! Ik wil je iets vragen”.
Het mannetje op tafel stopt. Twee helblauwe ogen kijken me doordringend aan. Hij is heel klein en heel dun. Bijna onzichtbaar, maar als ik mijn ogen tot spleetjes knijp en tussen mijn oogharen doorkijk, zie ik hem iets beter. Zijn haar is pikzwart en lijkt aan zijn hoofd te plakken
“Wie ben jij?”, vraag ik.
Om zijn mond verschijnt een glimlach. Zijn kleding wappert zacht om hem heen. Alsof het waait. Een zacht briesje, maar ik voel niks. Hij kijkt me vriendelijk, maar zwijgend aan.
“Je lijkt de rust zelve wel!”, gniffel ik.
Hij knikt bevestigend en lacht breeduit naar me, nog steeds zonder geluid.
“Bén je dat ook?”, breng ik verbaasd uit.
“Ik zoek jou al zo lang”, vervolg ik, “maar je bent te snel, te klein voor me. Ik kan je niet vangen.”
Hij pakt mijn hand en trekt me zachtjes mee.
De kleuren om ons heen vervagen langzaam. Ik voel me licht worden, kleiner. Ik zweef. Door oneindige ruimten waar kleurige bloemen zachtjes heen en weer wapperen. Over groene weilanden waar wollige schaapjes bewegingloos grazen. Door duinen en langs zee waar het ritselen van het helmgras in mijn oren kietelt.
Ik zie woorden die vervormd worden tot beelden. Ik zie beelden die uiteenspatten in woorden. Hij vangt ze voorzichtig op. Streelt ze. Kneedt ze. Vouwt er een aantal keurig netjes op en geeft ze als één pakket aan mij. Gooit vervolgens handenvol letters die hij uit zijn broekzakken haalt, heel hoog de lucht in. Achter hem verschijnt een regenboog terwijl de letters als blaadjes omlaag dwarrelen. Een aantal blijft aan elkaar plakken. Anderen blijven eenzaam liggen, wachtend om opgeraapt te worden.

Ik kijk om me heen, op zoek naar een bezem en voel dat mijn gedachten gelezen worden.
“Er zijn hier geen voorwerpen”, spreekt het mannetje met zachte stem.
“Slechts kleuren, letters, woorden en beelden en je moet ze zelf vangen, bij elkaar schrapen en tot zinnen kneden, zodat ze als verhaal tot leven worden gebracht.
In alle .....” Hij maakt zijn zin niet af en lost als vanzelf op in de ruimte.
Ik laat me vallen in de stoel die achter me staat en laat de reis die ik net gemaakt heb op me inwerken. Als ik opkijk zie ik dat de letters en de woorden uit het pakket dat ik gekregen heb, vrolijk op mijn beeldscherm ronddansen.

dinsdag 2 februari 2010

Vandaag

Als morgen komt
na gisteren
dan is vandaag
verdwenen

Amsterdam

Amsterdam
Hoog en vol
Veel en druk
Licht en groot

Stemmen smoezen
Zingen, suizen
Woorden zweven
Vluchtig weg

Lachen, huilen,
Onbestemd
Groots, bijzonder
Ongeremd

Glasgerinkel
Messen klinken
Vorken tikken
Op servies

Honger stillen
Veel te willen
Zat te doen
Maar wil ik weg?

maandag 1 februari 2010

Op de ijsbaan

Schoorl heeft een ijsbaan.
Een klein weilandje waar in de zomer de paardjes grazen en in de winter een miniem laagje water op gespoten wordt. Het wordt beheerd door een aantal mannen op leeftijd Sjokkend op houten klompen, zorgt er een voor de inning van het entreegeld en de uitgifte van toegangsbonnetjes (2 euro voor volwassenen, 1 euro voor toeschouwers en gratis voor de kleinsten waaronder Tygo), terwijl een ander zich druk maakt om het vegen van het stoepje naar de (iets) warmere kantine en het zo nu en dan ondersteunen van mensen die toch nog uitglijden over een over het hoofd gezien stukje gladde sneeuw.

Binnen loeit een klein straalkacheltje en verwisselt groot en klein hun schoenen voor instabiele ijzers in allerlei soorten en maten. Aan een aantal tafeltjes wordt genoten van een kommetje erwtensoep of een beker warme chocolademelk, bereid door een derde man die driftig met zijn immense handen de pollepel rondroert in de grote gietijzeren pannen. Zo nu en dan zet hij met een harde knal een bijna net zo groot blik erwtensoep op zijn toonbank, terwijl hij het levensverhaal aanhoort van man nummer vier die zuiver en alleen een praatfunctie lijkt te hebben. De soepman is ook de baas over de gevulde koeken in plastic zakjes en de losse felgekleurde snoepjes die in grote ronde doorzichtige bakken, uitnodigend wachten op kleine grijpgrage kinderhandjes.

Vorig jaar nog deed Tygo hier zijn eerste dappere schreden op het toen nog mooie gladde ijs en schuifelde hij trots achter zijn kleine witte Ikea stoeltje op zijn dubbelloops schaatsjes. Af en toe dansend op de muziek die uit de luidsprekers schalde.
Dit keer waren vrijwilligers druk bezig om vanachter grote machines het hobbelige ijs glad te schaven. Het was een ijskoude zondagmiddag, met een fikse Oostenwind en een gevoelstemperatuur van wat mij betreft -15.
Het deerde Tygo niet. Gehuld in een dikke trui en jas, met warme muts en shawl én een pyamabroek onder zijn spijkerbroek, zwaaide hij papa uit, die in zijn eentje een fikse winterse dorpswandeling ging maken en toog hij de ijsbaan op. Helaas waren we zijn stoeltje vergeten.

Terwijl hij mijn hand vasthield en ik al mijn best moest doen om staande te blijven, gleed hij naast me als een wiebelpoppetje heen en weer. Viel veel, maar niet hard en hield stug vol. Ik mocht hem alleen niet los laten. Zo nu en dan liet ik hem onder protest even alleen staan om voor te doen hoe je slagen moest maken, draaide ik een rondje en hobbelde weer naar hem terug. Blij dat ik weer houvast aan hem had, liet hij me weten: "dat was cool mama!".

En zo zochten we samen de schamele gladde stukjes ijs op en keek hij aan mijn hand verwonderd toe naar alle kindjes die volgens hem wel héél goed konden schaatsen.
Totdat hij een klein stokje op het ijs zag liggen en dat naar de kant wilde brengen omdat we daar wel eens over konden vallen volgens hem. Ondanks dat ik hem verzekerde dat dat niet zou gebeuren, rukte hij zich los. Bukte zich en schuifelde voorzichtig, gewapend met het bewuste stokje (dat niet langer was dan 5 cm), naar de kant van de ijsbaan. Om, nadat hij er een veilig plekje voor gevonden had, zich vervolgens weer naar mij om te draaien en ineens trots uitriep: "Mama! Kijk! Ik kan schaatsen!"

En inderdaad, millimeter voor millimeter schoven zijn voetjes afgewisseld voorwaarts, terwijl hij hard zijn best deed om ook zijn armpjes te laten meebewegen.
Met een brede glimlach legde hij de barre tocht naar mij af en zei: "... en ik kan ook rondjes draaien! Kijk maar..."
In de slowste slow motion die je je voor kunt stellen, draaide hij voor me zijn eerste pirouette op hobbelig glad ijs, terwijl hij me enthousiast vroeg: "Ga je zo aan papa vertellen dat ik kan schaatsen en rondjes kan draaien mama? Want papa kan niet schaatsen hè?!"

Zou je er nog zijn?

Ik kijk naar een dier
Zo lang en zo slank
Loopt hij daar fier
Met benen zo rank

Z’n hoofd geheven
Zo hoog in de lucht
Vlekken geschreven
En ook hij kucht

Alsof hij niet lang geleden
Z’n laatste sigaret heeft uitgedrukt
Terug naar ’t heden
Terwijl hij blaadjes uit de bomen rukt

Wit, bruin en zwart zijn z’n kleuren
Haren strak gekapt
Ik ruik heftige geuren
Zie een mond die moppen tapt

Grote ogen die de wereld overzien
Een luisterend oor
voor veel vrienden misschien
En dan loop ik door

Van de giraffen daar achter het hek
Sprong in gedachten
Werd ik daar gek
En mijn vader lachte

Kus

Kus op je handje
kus op je wang
kus op je voetje
wees nooit bang
droom veel
droom mooi
droom lang